De tegenwoordige tijd uitgelegt + 25 voorbeelden
Inhoudsopgave
Present continuous of present progressive acties gebeuren nu of BIJNA nu. Present continuous staat voor tijdelijke acties en acties in uitvoering. Het kan ook staan voor gewoontes die altijd gebeuren of plannen voor de nabije toekomst. Hier zijn een paar signaalwoorden die Engelse taalleerlingen helpen bij het herkennen van de present progressive tense.
op dit moment | momenteel | nu | op dit moment | vandaag | vanavond | deze dagen | dit jaar |
momenteel | Luister! | Kijk uit! | Kijk! | excuseer me | morgen | volgende maand | om _ uur |
vanmiddag | morgenochtend |
De beste manier om niet-moedertaalsprekers te onderwijzen en te helpen bij het begrijpen van tijdsuitdrukkingen is door de werkwoordstijden weer te geven met een tijdlijn. Hier is een tijdlijn die goed werkt om de tegenwoordige continue of progressieve tijden weer te geven.
Regels voor de tegenwoordige tijd werkwoord
Hieronder staan regels voor de tegenwoordige voortdurende werkwoordstijd die bijna altijd worden gevolgd bij het schrijven over de progressieve tijd.
Positief (+) | Onderwerp + ben/is/zijn + werkwoord (ing) | Je drinkt koffie. |
Negatief (-) | Onderwerp + ben/is/zijn + werkwoord (ing) | Je drinkt geen koffie. |
Vraag (?) | Am/is/are + onderwerp + werkwoord (ing) | Drink je koffie? |
Present Progressive Tense Werkwoord Tense Pronoun Chart
Met de voornaamwoordkaart kunnen leerlingen leren welke werkwoordsvorm bij het onderwerp hoort. Dit is een tabel die kan helpen bij het bepalen van het juiste vervoegde werkwoord.
I | ben | eten |
Jij | zijn | eten |
hij/zij/het | is | eten |
We | zijn | eten |
Ze | zijn | eten |
Tegenwoordige progressieve tijd Gewoontehandelingen (altijd)
De habitual present is een werkwoord in de tegenwoordige tijd dat wordt gebruikt om te spreken over iets dat vaak of regelmatig gebeurt. Het staat bekend als zowel een gewoonte als een routine. Het is iets dat de persoon of het ding altijd doet.
1. Ze is altijd zingende in de douche. (zingen + ing = tekenen)
2. Hij is altijd het vergeten van om de lichten uit te doen. (vergeten + ing = vergeten)
3. Het is altijd eten . (eat + ing = eten)
4. Ze zijn altijd dansende in de klas. (dans + ing = dansen)
5. Ze zijn altijd het spelen van voetbal na school. (play + ing = spelen)
Tegenwoordige progressieve tijd Onvolledige handelingen
De tegenwoordige progressieve tijd, die bestaat uit het hulpwerkwoord "zijn" plus een werkwoord dat eindigt op "-ing", wordt gebruikt om handelingen te beschrijven die momenteel plaatsvinden of die nog aan de gang zijn maar nog niet zijn beëindigd; de handelingen vinden nog steeds plaats in het huidige moment.
1. U bent start het project. (start + ing = beginnen)
2. Zij zijn rijden naar school. (drive + ing = rijden)
3. Hij is werken de hele dag. (werk + ing = werken)
4. Zij is slapend . (slaap + ing = slapen)
5. Ik ben studeren Engels met mijn vriend. (studie + ing = studeren)
Voorbeelden van negatieve zinnen in de tegenwoordige tijd
Door de negatieve vormen van het tegenwoordige progressieve werkwoord, zoals ben niet, is niet, of zijn niet, te combineren met de ing-vorm van het werkwoord ontstaat de negatieve tegenwoordige progressieve tijd (het tegenwoordig deelwoord).
1. Hij is niet staand op zijn post. (stand + ing = staan)
2. Ze zijn niet vertellen de waarheid. (tell + ing = vertellen)
3. Dat is ze niet. living hier. (leven + ing = leven)
4. De leraar is niet schreeuwend bij de studenten. (yell + ing = schreeuwen)
5. Wij zijn niet zittend daar niet meer. (sit + ing = zitten)
Voorbeelden van positieve zinnen in de tegenwoordige tijd
De present progressive wordt gebruikt om een activiteit aan te geven die nu aan de gang is. "Ik ben aan het lezen" Deze constructie verschilt van de simple present, present perfect en present perfect progressive ("Ik heb gelezen").
1. Ik ben start Universiteit in de herfst. (start + ing = beginnen)
2. Kate is koken diner. (kok + ing = koken)
Zie ook: 15 Brandpreventieweek activiteiten om kinderen en volwassenen veilig te houden3. De kinderen zijn eten snoep. (eat + ing = eten)
4. U bent zingende een mooi liedje. (zingen + ing = zingen)
5. De hond is jagen op de kat. (chase + ing = chasing)
Vragen over de tegenwoordige tijd
Als je een vraag in de tegenwoordige tijd stelt, moet je zowel het hoofdwerkwoord als het hulpwerkwoord gebruiken, tenzij het hoofdwerkwoord "zijn" is. Onthoud dat het hulpwerkwoord, doen of doet, verandert afhankelijk van het onderwerp. Hier zijn enkele vragen in de tegenwoordige tijd.
1. Ben ik koken eten vanavond? (kok + ing = koken)
2. Is Jack bakken een taart? (bake + ing = bakken)
3. Is de hond blaffend ? (blaffen + ing = blaffen)
Zie ook: 20 boeiende bingo-activiteiten voor in de klas4. Is het regent ? (regen + ing = regent)
5. Zijn Sam en Andy slapend ? (slaap + ing = slapen)