20 uitdagende woordproblemen voor de kleuterschool

 20 uitdagende woordproblemen voor de kleuterschool

Anthony Thompson

Inhoudsopgave

Deze kleutervriendelijke woordproblemen kunnen dienen als dagelijkse wiskundevragen, omgevormd worden tot kleine opdrachtkaarten, opgenomen worden in zelfstandige wiskundecentra, gebruikt worden als opwarmertje, vastgeprikt worden op een wiskundewand of -bord, of getekend worden op wiskundematten.

Zie ook: 24 Astronomische activiteiten op de middelbare school

Waarom niet wat papieren manipulatieven toevoegen om het leren concreter te maken, de vragen versterken met afdrukbare werkbladen of een telboek maken om de telstrategie aan te leren die nodig is om de problemen op te lossen?

Zie ook: 18 creatieve hiërogliefen activiteiten voor kinderen

Deze problemen uit de praktijk ontwikkelen de basisvaardigheden van de leerlingen op het gebied van optellen, aftrekken, tellen en vergelijken, terwijl ze tegelijkertijd veel oefenen met begrijpend lezen.

1. Een clown heeft 3 ballonnen. Zijn vriend geeft hem er nog 5. Hoeveel heeft hij er in totaal?

2. Emily zag 9 lieveheersbeestjes en Alex zag 2 mieren. Hoeveel insecten hebben ze in totaal gezien?

3. Er hingen 4 ornamenten in de boom. Susan heeft er nog 6 opgehangen. Hoeveel ornamenten hangen er nu in de boom?

4. Een clown heeft 8 roze ballonnen. Als hij er 3 weggeeft, hoeveel ballonnen houdt hij dan over?

5. Sam heeft 3 krijtjes meer dan Bill. Bill heeft 7 krijtjes. Hoeveel krijtjes heeft Sam?

6. Anna heeft 9 roze bloemen. Daarna krijgt ze 5 gele bloemen. Hoeveel roze bloemen heeft ze meer dan gele?

7. 10 eekhoorns waren in het park. 2 eekhoorns gingen weg om noten te zoeken. Hoeveel eekhoorns zijn er nog in het park?

8. Kim had 8 cupcakes. Ze heeft er 3 opgegeten. Hoeveel cupcakes heeft ze nog over?

9. Er zitten 5 vlinders op een bloem. 2 vlinders zijn blauw en de rest is oranje. Hoeveel zijn er oranje?

10. Tom heeft 9 knikkers. Als hij 3 knikkers weggeeft, hoeveel knikkers heeft hij dan nog over?

11. Er zaten 7 regendruppels op een blad. 4 van de regendruppels vielen van het blad af. Hoeveel regendruppels zitten er nog op het blad?

12. Er zijn 6 katten in de achtertuin. 2 van de katten zijn bruin. De rest is geel. Hoeveel katten zijn geel?

13. Rob at 10 snoepjes. Brad at er 4. Wie at meer snoepjes? Hoeveel hebben ze er nog meer gegeten?

14. Tim wil 10 autootjes. Hij heeft al 7 autootjes. Hoeveel autootjes heeft hij nog nodig?

15. Er waren 5 taarten op het feest. Sommige gasten brachten meer taarten mee. Nu zijn er 9 taarten. Hoeveel taarten werden er naar het feest gebracht?

16. Kate heeft 3 zeeschelpen. Jill heeft 6 zeeschelpen. Dan heeft 2 zeeschelpen. Hoeveel zeeschelpen hebben ze samen?

17. Molly heeft 5 katten, 2 honden en 1 hamster. Hoeveel huisdieren heeft ze?

18. Karen heeft 10 poppen. Jill heeft 7 poppen. Wie heeft er minder poppen?

19. Dylan is 10. Sam is 6. Wie is ouder? Hoeveel ouder?

20. Jen heeft 5 rode appels. Peter heeft 7 rode appels. Wie heeft er meer rode appels?

Anthony Thompson

Anthony Thompson is een ervaren onderwijsconsulent met meer dan 15 jaar ervaring op het gebied van onderwijzen en leren. Hij is gespecialiseerd in het creëren van dynamische en innovatieve leeromgevingen die gedifferentieerd onderwijs ondersteunen en studenten op zinvolle manieren betrekken. Anthony heeft met een breed scala aan leerlingen gewerkt, van basisschoolleerlingen tot volwassen leerlingen, en is gepassioneerd door gelijkheid en inclusie in het onderwijs. Hij heeft een masterdiploma in onderwijs van de University of California, Berkeley, en is een gecertificeerde leraar en instructiecoach. Naast zijn werk als consultant is Anthony een fervent blogger en deelt hij zijn inzichten op de blog Teaching Expertise, waar hij een breed scala aan onderwerpen met betrekking tot onderwijs en onderwijs bespreekt.