55 uitdagende woordproblemen voor 1e klassers

 55 uitdagende woordproblemen voor 1e klassers

Anthony Thompson

Inhoudsopgave

Woordproblemen zijn een uitstekende manier om kritische denkvaardigheden en leesvaardigheid te ontwikkelen. Hoewel leerlingen ze lastiger vinden dan traditionele wiskundevragen, kunnen ze baat hebben bij het gebruik van manipulatieven, het tellen op getallenlijnen, het uitschrijven van vergelijkingen en het tekenen van plaatjes om hun gedachten te visualiseren.

Deze set bevat optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen, tellen en vergelijken van getallen met behulp van realistische, kindvriendelijke scenario's. Waarom koppelt u ze niet aan wiskundedagboeken, versterkt u de concepten met afdrukbare werkbladen of verwerkt u ze in een dagelijkse rekenoefening?

1. Jane heeft 9 poppen en haar vriendin Amy heeft 5 poppen. Hoeveel poppen heeft Jane meer dan Amy?

2. 3 vogels zaten op een tak. Er kwamen 6 vogels bij. Hoeveel vogels zitten er nu op de tak?

3. Emily had 9 cupcakes en at er 4 op. Hoeveel cupcakes heeft ze nog over?

4. John heeft 7 zegels in zijn verzameling. Hoeveel zegels heeft hij nog nodig om er 12 te hebben?

5. Een koe heeft 4 poten. Hoeveel poten hebben 4 koeien?

6. Brad heeft 9 rode appels. Zijn vader geeft hem er nog 4. Dan eet hij er 2 op. Hoeveel rode appels heeft hij over?

7. Amy had 14 centen en vond er nog 5. Toen gaf ze 3 centen aan Paul. Hoeveel centen heeft ze nog over?

8. Sandra kocht kauwgom voor 12 cent en 3 stukken snoep voor 6 cent per stuk. Hoeveel geld heeft ze in totaal uitgegeven?

9. Andy had $13. Hij gaf $4 uit aan een speelgoedtruck en $3 aan een zak knikkers. Hoeveel geld heeft hij nog over?

10. Jane zag 10 lieveheersbeestjes en 3 mieren in het park. Hoeveel mieren heeft ze minder gezien dan lieveheersbeestjes?

11. Jacob zag 2 geiten en 3 kippen op de boerderij. Hoeveel dierenpoten zag hij?

12. Tina heeft 12 vrienden. Ze kan maar 7 vrienden uitnodigen voor haar verjaardagsfeestje. Hoeveel vrienden kunnen niet naar haar feestje komen?

13. Andrew heeft maandag 11 bladzijden uit zijn boek gelezen, woensdag 5 en vrijdag 7. Hoeveel bladzijden heeft hij in totaal gelezen?

14. Stacy heeft 2 pizza's gekocht. Elke pizza heeft 6 stukken. Hoeveel stukken pizza zijn er in totaal?

15. John heeft 7 dagen lang drie films per dag bekeken. Hoeveel films heeft hij in totaal bekeken?

16. Er zaten 14 uilen op een tak. 5 uilen vlogen weg. Hoeveel uilen zitten er nog op de tak?

17. Peter en Jen aten 10 koekjes. Als Jane 4 koekjes at, hoeveel koekjes at Peter dan?

18. Dan heeft 13 knikkers. Zijn vriend Steve heeft 6 knikkers. Hoeveel knikkers heeft Dan meer dan zijn vriend?

19. Er zitten 13 spinnen in een web. Er kruipen nog 6 spinnen in het web. Hoeveel spinnen zitten er in totaal in het web?

20. Er speelden 3 honden met een stok. Er kwamen nog een paar honden met de stok spelen. Nu spelen er 10 honden met de stok. Hoeveel honden kwamen er nog met de stok spelen?

21. Ted had 9 katten. 4 van zijn katten zijn weggelopen. Hoeveel katten heeft hij nog over?

22. Andy had wat krijtjes. Zijn vriend gaf hem nog 8 krijtjes. Nu heeft hij 16 krijtjes. Hoeveel krijtjes had hij eerst?

23. Claire is 7 jaar ouder dan haar zus. Haar zus is 2 jaar oud. Hoe oud is Claire?

24. Adam liep 8 blokken naar school. Robert liep 3 blokken naar school. Hoeveel blokken heeft Adam meer gelopen?

25. Paul had een aantal hemden. Zijn moeder kocht nog 7 hemden voor hem. Nu heeft hij 15 hemden. Hoeveel hemden heeft zijn moeder gekocht?

26. Susan heeft 8 kaarten voor haar vrienden gemaakt. Linda heeft 5 kaarten meer gemaakt dan Susan. Hoeveel kaarten heeft Linda gemaakt?

27. Andy maakte 5 boterhammen met elk twee plakjes kaas. Hoeveel plakjes kaas heeft hij in totaal gebruikt?

28. Ava heeft 6 jurken meegenomen om te verkopen in de kringloopwinkel. Anna heeft 12 jurken meegenomen om te verkopen. Hoeveel jurken heeft Anna nog meer meegenomen?

29. Hoeveel stuivers heb je nodig om 30 cent te maken?

30. Sandy heeft de vleugels van 7 vogels geteld. Hoeveel vleugels heeft ze in totaal geteld?

31. Hoeveel hoeken zijn er op 3 vierkanten?

32. Vandaag is het dinsdag en Sam is over 6 dagen jarig. Op welke dag is Sam jarig?

33. Sandy zag 3 katten en 4 honden in het park. Hoeveel benen heeft ze gezien?

34. Alex zag 5 paarden op de boerderij. Hoeveel oren zag hij?

35. Jane en Emily moeten 18 poppen delen. Hoeveel poppen krijgt elk van hen?

36. Steven heeft 6 bloemen geteld met elk 3 bloemblaadjes. Hoeveel bloemblaadjes heeft hij in totaal geteld?

37. Ik heb 4 stuivers, 2 dubbeltjes en 3 centen. Hoeveel geld heb ik in totaal?

38. Er waren 12 cupcakes op het schoolfeest. 8 daarvan waren chocolade en de rest was vanille. Hoeveel waren er vanille?

39. Jane plant 3 bomen. Tom plant 5 bomen. Beth plant 4 bomen. Hoeveel bomen hebben ze in totaal geplant?

40. Tim heeft 11 zandkastelen gemaakt. Sara heeft 4 zandkastelen gemaakt. Hoeveel zandkastelen heeft Tim meer gemaakt dan Sara?

41. Een voetbal kost 20 dollar. Jack heeft 13 dollar. Hoeveel geld heeft hij nog nodig?

42. Andy verzamelde 12 zeeschelpen en gaf er 5 weg. Hoeveel zeeschelpen heeft hij nu?

43. Gabe heeft 8 boeken. Nick heeft 4 boeken. Hoeveel boeken heeft Gabe minder dan Nico?

44. Jane heeft 3 potloden minder dan Bill. Bill heeft 9 potloden. Hoeveel potloden heeft Jane?

45. Ken heeft 12 speelgoedtrucks. 5 daarvan zijn geel en de rest is rood. Hoeveel zijn er rood?

46. Henry had 15 kauwgomballen. Hij gaf er 2 aan Suzy, 7 aan Stacy en 3 aan zijn zus. Hoeveel kauwgomballen heeft hij nog over?

47. Mary had 9 ijshoorntjes. Nancy gaf haar nog 2 hoorntjes. Toen smolten er 4 hoorntjes weg. Hoeveel ijshoorntjes heeft ze nu?

48. 17 kinderen speelden buiten. 5 jongens en 3 meisjes vertrokken naar huis. Hoeveel kinderen speelden nog in het park?

49. Sam moet 12 blokken lopen om bij de winkel op de hoek te komen. Hij liep 4 blokken, nam een pauze en liep toen nog 3 blokken. Hoeveel blokken moet hij nog lopen?

50. Paul heeft 4 dozen. In elke doos zitten 5 potloden. Hoeveel potloden zijn er in totaal?

51. Je moet 12 wortels verdelen over 4 konijnen. Hoeveel wortels krijgt elk konijn?

52. Rita gebruikte 10 kopjes bloem en 3 kopjes suiker minder om een cake te bakken. Hoeveel kopjes heeft Rita in totaal gebruikt?

53. James, Stacy en Bill gingen naar de film. Ze betaalden 15 dollar voor drie kaartjes. Hoeveel kostte elk kaartje?

54. Jim had 12 bananen. Hij at er 4 op. Daarna gaf zijn vriend hem er nog 7. Hoeveel bananen heeft hij nu?

55. Emily had 18 hagelslag op haar ijshoorntje. Ze at 8 hagelslag, toen nog 5, toen nog 4. Hoeveel hagelslag heeft ze nog over?

Anthony Thompson

Anthony Thompson is een ervaren onderwijsconsulent met meer dan 15 jaar ervaring op het gebied van onderwijzen en leren. Hij is gespecialiseerd in het creëren van dynamische en innovatieve leeromgevingen die gedifferentieerd onderwijs ondersteunen en studenten op zinvolle manieren betrekken. Anthony heeft met een breed scala aan leerlingen gewerkt, van basisschoolleerlingen tot volwassen leerlingen, en is gepassioneerd door gelijkheid en inclusie in het onderwijs. Hij heeft een masterdiploma in onderwijs van de University of California, Berkeley, en is een gecertificeerde leraar en instructiecoach. Naast zijn werk als consultant is Anthony een fervent blogger en deelt hij zijn inzichten op de blog Teaching Expertise, waar hij een breed scala aan onderwerpen met betrekking tot onderwijs en onderwijs bespreekt.